Ik zag Joost Zwagerman voor het eerst toen ik een jaar of zestien was, in de Stadsschouwburg Amsterdam, waar een avond over de liefde plaatsvond. Mijn moeder, die van poëzie, literatuur en theater hield, had me meegenomen. Joost, een beginnend dichter, las voor uit eigen werk.
Ik was direct gegrepen; door zijn ogen, zijn houding, zijn taal. Mijn romantische puberziel liet zich, wegzakkend in het rode pluche, meevoeren over Joost zijn liefdes zeeën. Keek hij daar niet mijn kant op? Zag hij mij? Na die avond had ik nog maar één doel: Joost (‘Wat een mooie naam hè mam?’) nog een keer zien. En zo geschiedde. Mijn moeder vertelde over het Haagse festival Dichter aan huis, waar dichters uit eigen werk voorlazen in huiskamers. Ook Joost stond op het programma. Het was dé kans om dichtbij hem te zijn. Met knikkende knieën kwam ik de kamer binnen waar hij ging optreden. Het was druk, maar een van de gasten wees me op de laatste plek. Naast Joost op de bank! ‘Ga maar,’ zei mijn moeder. Ik voelde mijn hoofd rood worden, rook zijn aftershave, droomde weg en dacht alleen maar: ik moét straks met hem praten, hem in elk geval een vraag stellen. Maar op het moment dat ik eindelijk aanstalten maakte (toen hij klaar was en opstond), kwam er een meisje van zijn leeftijd (zeven jaar ouder dan ik) op hem af en durfde ik niet meer. Het was vast zijn vriendin.
Toch hoorden Joost en ik bij elkaar. Daar was ik van overtuigd. Hij had dezelfde ziel. Dat kon je zien aan de diepte in zijn ogen, en horen in zijn poëzie. Mijn tijd kwam nog wel. Toen ik twintig was kreeg ik verkering. Mijn vriendje (toen een schrijver in spe) was de liefste. Maar wat bleek? Het vriendje en zijn beste vriend bleken ook groot fan van Joost Zwagerman en hadden de schrijver meerdere malen ontmoet. Even was er weer die kriebel. Misschien kreeg ik toch nog de kans mijn vraag een keer te stellen. Het gebeurde niet.
Op afstand ben ik Joost blijven volgen. Wat schreef hij? Wat zei hij interviews? Met wie was hij samen? Toen ik later in Amsterdam ging wonen, zag ik hem weleens fietsen met een zijn dochtertje achterop. Dan laaide de onrust weer even op. Maar meteen was er ook de gedachte: ik maak dus geen kans. Dat gaf rust, ik hoefde niks te proberen, kon mijn ongevraagde vraag rustig opbergen in mijn hoofd.
Nu is Joost dood. En poppen de zinnen die hij die avond in de jaren 80 voorlas in De Stadsschouwburg in mijn hoofd op als de somberte deed in het zijne.
…kom je nog terug bij mij, ik bedoel, kom je
nog terug? Je bent hier en bij mij en als
je dan terugkomt als je dan dan ben je hier
en teruggekomen en bij mij en dat je altijd bent
en was en dat je hier zal zijn en niet terug
want weg dat was je nooit en wat gebeurd is
dat vergeten we heel vlug- ik bedoel, kom je
nog terug bij mij, kom je nog terug?
Een vraag zal ik hem nooit meer kunnen stellen. Maar ik kan hem wel bedanken. Hier. Nu. Op papier. Voor wie hij was. Voor wat hij in mij losmaakte.